De drie rovers

 

Angelus was zijn naam, “Engel”,

maar een engel was hij niet altijd.

Ook niet toen die drie rovers, overal geducht,

bij hem om voedsel bedelden.

“Maak dat je wegkomt, bandieten!

Hoe durf je, aanbellen bij ons,

die zelf van aalmoezen leven?”

Franciscus was het er niet mee eens.

“Met goedheid bereik je meer

dan met bittere verwijten. Zo deed Jezus toch ook,

toen hij met zondaars aan tafel ging?

Ga die rovers achterna,

bied hen brood en wijn aan, en verontschuldig je bij hen!”

Hun mond viel open van verbazing.

Was dit diezelfde broeder Angelus?

En terwijl ze aten van het brood en dronken van de wijn

en zo hun honger stilden, kregen ze spijt en berouw.

“Als u en God ons kunnen vergeven… “

“Voor God is niets onmogelijk”

lachte Franciscus hen toe.

 

En de drie rovers?

Jawel, ze hebben hun leven gebeterd!