Een hond maakt geen onderscheid

 

Elke ochtend trokken een 70-tal Joodse krijgsgevangenen

naar het bos om bomen te rooien. Toen ze

op een avond het concentratiekamp weer binnenstapten,

stond een hondje, een mager beestje, hen

op te wachten. Een kleine verstrooiing… De volgende

ochtend was het er weer, en ’s avonds ook. De

volgende dag weer. En nog, en nog.

Ze gaven het beest een

naam, “Bobby”, en brokjes

van hun karig rantsoen.

En Bobby lonkte

dankbaar, keek hen ’s

ochtends na als ze naar

het bos vertrokken en

begroette hen vrolijk

kwispelstaartend als ze

terugkwamen op het

einde van de werkdag.

Heel anders dan de vrouwen en kinderen van het

dorp, want die keken de andere kant op. Heel anders

dan de burgers die hen vergezelden en commandeerden

bij het werk, want voor hen waren ze

‘Juden’, gespuis, vuile honden. Maar voor Bobby –

een hond – waren zij ‘mensen’. Een wereld van verschil

is het, wanneer je als ‘mens’ behandeld wordt!

 

Naar een anekdote, verteld door Emmanuel Levinas in “Difficile

Liberté”, Parijs, 1962.