Elk moet weten wat hij kan

 

“Ik sterf, ik sterf!”

klonk het, midden in de nacht.

Ineens was iedereen klaarwakker.

Franciscus ook. “Maak licht!” zei hij,

“Wie heeft daarnet geroepen?”

Eén van de nieuwkomers,

een jonge broeder nog,

stak aarzelend zijn vinger in de lucht.

“Wat is er aan de hand?

Zo dood zie je er toch niet uit!”

Franciscus’ stem klonk opgelucht.

“Ik sterf van de honger.” -

“Dan moet je wat eten!”

De tafel werd gedekt, voor iedereen.

Je kon die arme drommel

toch niet moederziel alleen

aan tafel laten gaan!

En Franciscus sprak hen toe,

een woord om nooit meer te vergeten:

“Elk moet weten wat hij kan,

met zorg voor zichzelf

en voor het eigen lichaam.

‘Barmhartigheid wil God, geen offers’,

dat is een woord dat ook hier geldt.

Teveel eten, dat willen we niet.

Maar teveel vasten evenmin!”