Ik bouw voor jullie een nest!

 

Wat was hij blij, die jonge snaak!

Zoveel duiven had hij nog nooit gevangen!

Daar zou hij wel een flinke stuiver mee verdienen.

Maar dat was

buiten de waard gerekend: Franciscus.

Franciscus zag hem komen, zag de mand met al die duiven,

en kreeg medelijden. “Je weet toch wat die lieve vogels te

wachten staat? Straks liggen die te bakken in de pan!

Zover had de jongen nog niet gedacht. “Inderdaad…”

Hij liet zijn hart spreken

en schonk Franciscus zijn duiven.

“Lieve dieren, ik red jullie van de dood.

Ik bouw voor jullie een nest!”

De duiven waren dankbaar,

werden Franciscus’ trouwe vrienden.

En die jonge kerel, met zijn grote hart?

Wat later werd hij minderbroeder

en sloot zich aan bij Franciscus’ familie.

Misschien zag hij zo zijn duifjes terug?