Een werk van barmhartigheid

 

22 februari 1915. Voor de herberg de Engel, langs de Rijselseweg in Ieper, proberen enkele mannen een granaat open te prutsen. Het tuig ontploft in hun handen. De 36-jarige Emile Crepeele is aan stukken gereten, de jonge Thomas Deruddere tegen een muur te pletter geslagen, de kleine Albert Hoornaert zwaar gewond. Een dokter kan de kleine Hoornaert gelukkig naar het ziekenhuis brengen. Maar ook beide lijken moeten geborgen worden…

Zuster Margriet-Marie schrijft in haar oorlogsdagboek:

Ondanks de shrapnels willen we ’s avonds de lijken bergen. Voorzien van een lantaarn begeef ik me met zuster Lucie op weg. We hopen bij de Rijsel- poort andere soldaten te vinden, die ons kunnen helpen. En werkelijk, bij de Rijselpoort vinden we manschappen vrij van dienst. Vier kleine Schotten zijn onmiddellijk bereid een handje toe te  steken en ontfermen zich over de draagberries. De schildwachten bij de poort bevelen ons de lantaarn te doven. Zo zien we ons verplicht in diepe duisternis verder te trekken, want er hangt ook een dikke mist. Ter bestemming kunnen we met luciferlicht de lijken onderscheiden. In een nabij staand huis vinden we een paar zakken om de stoffelijke resten in te stoppen. Het lichaam van Emile Crepeele is letterlijk uiteengereten, één arm is onvindbaar. Hoofd en schouder van Thomas Deruddere lijken wel tegen de muur geplakt. Zuster Lucie en ik moeten onze vingernagels gebruiken om hem van de muur los te krabben. Na anderhalf uur inspanning komen we eindelijk in het klooster aan, waar de stoffelijke resten in dekens worden gerold.

“De doden begraven” is een werk van barmhartigheid, een daad van mededogen.

Bron: In Flanders Fields Museum – www.inflandersfields.be